Terugbetaling van kosten

1. Overeenkomstig art. 28 van de arbeidsongevallenwet heeft de getroffene recht op de geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verplegingszorgen en, onder de voorwaarden bepaald door de Koning, op de prothesen en orthopedische toestellen die ingevolge het ongeval nodig zijn.

Het cassatiearrest van 22.06.2009 (A.R. nr. S.08.0139.N), Concl. Adv. Gen. Mortier, R.W. 2009-2010, 1432, stelt dat voor de toepassing van artikel 28 van de arbeidsongevallenwet prothesen en orthopedische toestellen de betekenis hebben van kunst- en hulpmiddelen die een valide persoon niet behoeft en die als gevolg van het arbeidsongeval nodig zijn om aangetaste of verzwakte lichaamsdelen te steunen of te vervangen, dan wel het gebruik of de functies ervan te bevorderen. De bouw van een aangepaste badkamer kan in bepaalde omstandigheden een hulpmiddel zijn dat nodig is om het gebruik of de functies van de aangetaste of verzwakte lichaamsdelen van het slachtoffer van een arbeidsongeval te bevorderen, zodat het cassatiemiddel dat er van uitgaat dat de aanpassing van de inrichting van een badkamer aan de invaliditeit van het slachtoffer in geen geval kan beschouwd worden als prothese, faalt naar recht.

Het cassatiearrest van 08.12.2008 (A.R. nr. S.07.0094.F) verbreekt het arrest van 13.11.2006 van het arbeidshof van Brussel, waarbij werd beslist om de kosten van een arthroscopie en de daaruit voortvloeiende arbeidsongeschiktheid ten laste te leggen van de verzekeringsonderneming, hoewel niet bewezen was dat het slachtoffer bij het ongeval van 28.11.2000 een letsel had opgelopen. 

 

2. Overeenkomstig art. 28bis, tweede en derde lid, van de arbeidsongevallenwet vallen de kosten voor prothesen en orthopedische toestellen voor de ongevallen overkomen vóór 1.01.1988 slechts ten laste van de verzekeringsonderneming tot de datum van de homologatie of van de bekrachtiging van de overeenkomst of van de beslissing tot genezenverklaring. Een bijkomende vergoeding, die overeenstemt met de waarschijnlijke kosten voor vernieuwing en herstelling van de toestellen, wordt vastgesteld bij de overeenkomst of de beslissing en berekend op de door de Koning bepaalde wijze.

Het cassatiearrest van 07.01.2002, J.T.T. 2003, 23, verbreekt het arrest van het arbeidshof te Antwerpen van 05.12.2000, waarbij de verzekeringsonderneming werd veroordeeld tot de storting van de bij art. 28bis, derde en vierde lid, van de arbeidsongevallenwet bepaalde bijkomende vergoeding, die overeenstemt met de waarschijnlijke kosten van onderhoud en vernieuwing van de prothesen en orthopedische toestellen die nodig zijn ingevolge een arbeidsongeval overkomen voor 01.01.1988, zonder dat dit arrest het bedrag van deze bijkomende vergoeding had vastgesteld en evenmin had vastgesteld dat het bedrag van deze bijkomende vergoeding reeds was bepaald in een overeenkomst of in een rechterlijke beslissing.